Vanuit PNO Innovation en Nehem zien we dagelijks hoe scholen en regio’s werken aan toekomstgericht onderwijs. We ondersteunen hen bij het vormgeven van veranderingen en ontwikkelingen, in nauwe verbinding met beleid en praktijk.
Dit jaar vierde het vmbo haar 25e verjaardag. In de geschiedenis van het vmbo zijn er doorlopend veranderingen en verbeteringen doorgevoerd, zoals de invoering van de beroepsgerichte profielen en keuzevakken, en de praktijkgerichte programma’s. Nu werkt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan nieuwe aanpassingen om het vmbo toekomstbestendig te maken. Annika Brandenburg, consultant en onderwijsexpert bij NEHEM, spreekt met beleidsmedewerker Gerhard Koning. Vanuit zijn brede blik deelt hij zijn inzichten over de noodzaak van veranderingen en de zorgvuldige route daarnaartoe.
Gerhard: “Ik ben beleidsmedewerker vmbo bij het Ministerie van OCW. Ik begon hier met het werken aan de Nieuwe Leerweg, die er uiteindelijk niet is gekomen. Nu werk ik met een team van collega’s aan de toekomst van het nieuwe vmbo.
Hiervoor heb ik zestien jaar in het vmbo gewerkt, met name als docent economie & ondernemen. In die tijd heb ik eigenlijk alle rollen wel gehad: van ontwikkelaar en docent tot coördinator. De afgelopen jaren was ik voorzitter van het platform E&O en lid van de Stichting Platforms vmbo.”
Gerhard: “Bij alles wat je verzint, ontwikkelt, ontwerpt, heb je de leerling altijd voor ogen. Ik weet hoe het er in de klas aan toegaat, waar scholen, docenten en leerlingen tegenaan lopen. Ik heb een beeld bij welke gevolgen ons beleid voor organisaties en leerlingen heeft. Hier in Den Haag is de leerling soms ver weg. Daarom stond ik vorig jaar opnieuw voor de klas, één dag per week. Dat was heel goed: zo kom je weer dichter bij de praktijk te staan.”
Gerhard: “De grootste verandering is dat het praktijkgerichte deel echt onderdeel is geworden van het onderwijs. Leerlingen ontdekken in de praktijk wat ze leuk vinden en wat ze kunnen. Ik vind het gaaf om te zien dat ze met praktijkvakken kunnen laten zien dat ze ergens goed in zijn. Het zelfvertrouwen van leerlingen groeit zienderogen. Sommige leerlingen starten met weinig zelfvertrouwen en groeien tot zelfverzekerde jongeren die trots zijn op wat ze maken en kunnen.”
Gerhard: “Er waren 35 afdelingsvakken en dat was niet te organiseren. Zo kon het gebeuren dat er zich maar één of twee leerlingen inschreven voor een vak. Dat is voor scholen nauwelijks te organiseren. Er was dus een herorganisatie nodig. De grootste winst van de veranderingen in 2016 waren de keuzevakken: daar viel echt wat te kiezen voor leerlingen. Met keuzevakken geef je context aan je onderwijs, kunnen leerlingen proeven aan verschillende richtingen en kun je onderwijs flexibel inrichten.”
Gerhard: “Twee derde van de vmbo-scholen biedt één tot drie profielen aan, van de tien profielen die er zijn. In de praktijk betekent dat voor een leerlingen een zeer beperkt keuzeaanbod. Ga maar eens na waarop een leerling uit groep 8 zijn keuze voor een middelbare school op baseert: een school die in de buurt is, een school waar vrienden naartoe gaan of een school met een prettige uitstraling. Maar niet de profielen die de school aanbiedt: daar ben je niet mee bezig en niet bewust van. Zo komt een leerling pas in het derde leerjaar tot de conclusie dat zijn school niet het profiel aanbiedt wat zou passen, en dus noodgedwongen kiest voor een ander profiel. Dat is echt onwenselijk.
Toen destijds de verandering werd ingezet van 35 afdelingsvakken naar 10 profielen veranderde er in de praktijk niet heel veel. Hoewel afdelingsvakken werden samengevoegd veranderde er maar weinig op de scholen en blijkt het in de praktijk lastig om af te wijken van een profiel. Dat maakt het moeilijk voor scholen, docenten en leerlingen om onderwijs echt flexibel vorm te geven. Het profiel is nu te leidend. Een voorbeeld: veel meiden vinden lessen van het profiel E&O over retail leuk, maar hebben geen interesse in de administratieve component van dat profiel. Omdat dat toch verplicht blijft bij E&O, kiezen zij minder vaak voor dit profiel. Zo kan een profiel minder populair worden in een school, waardoor er onvoldoende draagvlak is om een profiel te blijven aanbieden. Zo neemt de keuzevrijheid voor leerlingen af.”
Gerhard: “Het vernieuwen van een curriculum kost minimaal 5 jaar. Dus je ligt per definitie 5 jaar achter op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in de maatschappij. Om je een voorbeeld te geven: vanaf 2035 mogen in Nederland geen nieuwe auto’s met verbrandingsmotoren worden verkocht. Dat betekent dat je nu dus al het profiel Mobiliteit en Transport moet gaan aanpassen: kennis over verbrandingsmotoren wordt achterhaald en kennis over elektrische auto’s nog belangrijker. Het blijft dus nodig om continu aanpassingen in het curriculum te doen op basis van maatschappelijke veranderingen.”
“De veranderingen moeten stevig gestoeld zijn op onze drie pijlers: het curriculum, de organisatie en regionale samenwerking. Door deze drie pijlers mee te nemen in onze stappen zijn we er zeker van dat toekomstige veranderingen breed kunnen worden gedragen.
Allereerst hebben we advies gevraagd aan Stichting Platforms vmbo in 2022. Zij hebben een waardevolle analyse gemaakt van de knelpunten in het vmbo en daarbij advies gegeven hoe deze aangepakt kunnen worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om tekorten van docenten en teruglopende leerlingaantallen, in het algemeen en in sommige profielen. Vervolgens hebben we een zeer diverse klankbordgroep samengesteld. Hierin zitten schoolleiders van verschillende typen scholen en adviseurs die weten wat de impact is van veranderingen op scholen. Ook de vmbo-platforms en de MBO-raad worden geraadpleegd.
Een volgende belangrijke stap zijn de experimenten. Dan gaat een kleine groep scholen met een experiment aan de slag om te kijken wat wel en niet werkt binnen de kaders van zo’n experiment. Bijvoorbeeld het PIE/BWI-experiment, waarin scholen experimenteren met het aanbieden van een gecombineerd profiel. Leerlingen kiezen voor twee profieldelen (van de acht van PIE en BWI) en zijn vrijer in het kiezen van keuzevakken. Een experiment dat nog volgt gaat over de basisvaardigheden binnen het profiel Mobiliteit & Transport. Ook flexibilisering van het CSPE staat op de planning.”
Gerhard: “Nee, het is echt een iteratief proces. We willen dit heel zorgvuldig doen. De einddatum van de huidige experimenten ligt eind jaren 20, begin jaren 30. Ook de huidige praktijkgerichte programma’s lopen in elk geval tot 2028, dus dat sluit daar mooi op aan. Met de uitkomsten van de experimenten kunnen we pas meer zeggen over wijzigingen voor alle scholen.”
Gerhard: “Ik hoop dat straks het beroepsgerichte programma zo is ingedeeld dat er geen aparte loopbaanbegeleiding nodig is. Dat het beroepsgerichte programma zo is ingericht dat leerlingen als vanzelf kunnen kiezen en proeven en dat het de leerlingen de mogelijkheid geeft zich breed te oriënteren. Leerlingen mogen fouten maken, keuzes maken die niet blijken te passen. Het vmbo geeft dan genoeg ruimte om te kiezen voor datgene wat bij hen past.
Ik hoop dat de samenleving bewondering heeft voor het vmbo, en alle vmbo’ers!”
Annika Brandenburg is consultant bij NEHEM, onderdeel van PNO Groep.
15/10/2025
08/10/2025
01/10/2025
Ontdek hoe onze specialisten jouw innovatie verder brengen.
Ik ga akkoord met de privacyverklaring
* Verplichte velden
This site is protected by reCAPTCHA and the Google Privacy Policy and Terms of Service apply.
Denk aan het milieu voordat je gaat printen
Printen